leidenislamblog

Erdogan en de “islamitische ontdekking” van Amerika

Erdogan en de “islamitische ontdekking” van Amerika

Erdogan heeft niet het ei van Columbus uitgevonden met zijn uitspraak over de islamitische ontdekking van Amerika. Dat Arabische zeelui ook de Amerikaanse kust hebben aangedaan is echter wel mogelijk, maar niet bewezen schrijft Hüseyin Sen.

Recentelijk kwam Recep Tayyip Erdoğan, de president van Turkije, wereldwijd in het nieuws nadat hij tijdens een toespraak had beweerd dat Amerika al voor Columbus door moslims was ontdekt. Dat Columbus niet de eerste was die voet aan wal zette en dat waarschijnlijk Vikingen het Amerikaanse continent al veel eerder hebben bezocht was al langer bekend, zeker nu hier ook archeologisch bewijs voor is gevonden in Canada.

Toch rijst de vraag hoe Erdoğan nu ineens aan deze informatie komt. De referentie naar een moskee die Columbus gezien zou hebben op een heuvel is duidelijk een verkeerd gelezen passage uit Columbus logboek waarin gezegd wordt dat een bepaalde heuvel in Cuba op een moskee líjkt. Om deze misvatting te bewijzen wordt vaak de omstreden historicus Youssef Mroueh aangehaald. Maar er is nog iemand – dichterbij huis en met meer autoriteit – die zich uitlaat over de mogelijkheid van een Arabische ontdekking van Amerika, namelijk: Professor Fuat Sezgin, inmiddels negentig jaar, en nog steeds directeur van het Instituut voor de Geschiedenis van de Arabische-Islamitische Wetenschappen in Frankfurt. Onder Arabisten is Professor Sezgin wereldberoemd dankzij zijn bibliografisch werk Geschichte des arabischen Schrifttums (vaak afgekort als GAS), dat nu inmiddels dertien delen telt en (tot ongeveer de elfde eeuw) honderden Arabische auteurs en werken beschrijft, inclusief een opsomming van de bibliotheken waar manuscripten van een bepaald werk terug te vinden zijn. Ook is Sezgin bekend geworden door de vele reconstructies van Arabische uitvindingen die in manuscripten beschreven staan en in verschillende musea ter wereld te vinden zijn.

Ook in Turkije veel bewondering voor Sezgin’s werk. Erdoğan’s eigen bewondering van Sezgin’s werk blijkt onder andere uit het feit dat hij in 2007 persoonlijk opdracht gaf voor de oprichting van een Museum voor Geschiedenis van Wetenschap en Techniek in de Islam op één van de meest prestigieuze plekken van Istanbul, namelijk in de voormalige stallen van het Topkapı paleis. Bij dit museum hoort ook een recentelijk opgericht onderzoeksinstituut vernoemd naar Sezgin, waarvan één van de bestuursleden nota bene Erdoğan’s zoon Bilal zelf is.

Eén van Sezgin’s voornaamste specialismes is de geschiedenis van de Arabische cartografie en de invloed hiervan op latere Europese kaarten. In deel 13 van zijn Geschichte des arabischen Schrifttums (GAS) behandelt hij het vraagstuk van de mogelijke ontdekking van Amerika door Arabische respectievelijke moslimse zeelieden. Naar aanleiding van de mondiale media-aandacht voor het controversiële boek 1421: The Year China Discovered the World waarin de auteur Gavin Menzies beweert dat de Chinese Admiraal Zeng He in dat jaar Amerika bezocht moet hebben, heeft Sezgin een artikel gepubliceerd onder de titel “Pre-Columbian Discovery of the American Continent by Muslim Seafarers” waarin hij de argumenten van Menzies bestrijdt. Sezgin is, in zijn eigen woorden: “steeds meer overtuigd” geraakt dat Zuid-Amerika bekend moet zijn geweest bij Arabische zeelieden. Sezgin’s argumentatie is gebaseerd op twee soorten bronnen: geschreven werken en oude kaarten.

De eerste categorie bronnen bestaat uit referenties in middeleeuwse Arabische werken die vertellen over ontdekkingsreizigers die vanaf de Atlantische kusten van het Iberisch Schiereiland en Mali, richting het westen zijn gevaren. De tweede categorie bronnen bestaat uit een viertal kaarten die gebaseerd lijken te zijn op Arabische kaarten waarop de kust van Brazilië – naar Sezgin’s oordeel – zeer nauwkeurig getekend is. Vooral de wereldkaart van de Osmaanse Admiraal Piri Reis (bekend gemaakt op het oriëntalistiek congres in Leiden in 1931) en de zogenoemde Javaanse kaart uit 1511 zijn belangrijk voor Sezgin’s argument. De Javaanse kaart, verkregen via Afonso de Albuquerqe en van de hand van een Javaanse kapitein, bevat ook een gedetailleerde tekening van de Braziliaanse kusten. Deze kaart werd met hulp van een Javaanse vertaler omgezet naar het Portugees. Helaas is de originele kaart verloren gegaan op zee. Nu rijst natuurlijk de vraag hoe een Javaanse kaptein in 1511, duizenden kilometers verwijderd van Amerika, aan een kaart van Brazilië komt, en wat voor nut deze kaart voor hem had? Sezgin claimt dat de Javaanse zeevaarders al veel eerder op de hoogte waren van het bestaan van ten minste Brazilië. Niet iedereen denkt daar zo over. In een in 1995 publiceerd artikel over deze kaart schrijft de Leidse onderzoeker J. Sollewijn Gelpke (geb. 1922):

The presence of ‘the land of Brazil’ on this map is reminiscent of the 1513 map of Piri Reis. Both maps inspired several wild theories which, – as far as the Javanese map is concerned- were disproved by Cortesāo. The inclusion of information about Brazil testifies to the efficiency of Arab commercial and scientific intelligence, and to the rapid spread of new information in maritime Asia.”

Vooralsnog zijn er geen harde bewijzen dat Arabieren of andere moslims Amerika eerder hebben ontdekt dan Columbus en argumentatie gebaseerd op kaarten is niet waterdicht. Dat deze fascinerende en ingewikkelde kwestie uit de (wetenschaps-)geschiedenis nu voor politieke doeleinden wordt misbruikt en als harde claim wordt gepresenteerd is misleidend en kwalijk. Echter, de mogelijkheid van Arabische contacten met Pre-Columbiaans Amerika mag best besproken worden – ook in schoolboeken. Uiteraard met de nodige wetenschappelijke voorzichtigheid en volgend op het kopje “Vikingen.”

1 Comment

Jeroen Osinga

Behalve de Vikingen en de Arabieren verdienen ook de Basken een kopje in de schoolboeken als het gaat om het contact met Precolumbiaanse volkeren, hoewel in dit geval ook vrij weinig met zekerheid gezegd kan worden. Al in de Middeleeuwen waren de inwoners van Baskenland, een regio in het noorden van Spanje en het uiterste zuidwesten van Frankrijk, uiterst bedreven in de zeevaart en er bestaat dan ook een kans dat zij geregeld in de wateren bij het Canadese Newfoundland op kabeljauw hebben gevist. Zij hadden namelijk technieken bedacht om de gevangen vis te zouten, zodat ze nog langere reizen konden maken en dus naar alle waarschijnlijkheid ook in het huidige Canada zijn geweest. In zijn boek Cod claimt Mark Kurlansky zelfs dat er op het moment dat Jacques Cartier in 1535 de monding van de St. Lawrence in Canada ontdekte al Baskische vissersschepen in de baai lagen. Ook hebben Canadese archeologen in het uiterste oosten van Canada resten gevonden van Baskische vissersboten, die daar al sinds het begin van de 16e eeuw lagen.
Verder is het opvallend dat het grootste gedeelte van de bemanning die Columbus op zijn eerste expeditie in 1492 bij zich had Basken waren. Bovendien was Columbus’ schip Santa María in een Baskische haven gemaakt. In het artikel ‘Add Basques to the Precursors of Columbus’ (The New York Times, 23-07-1992) claimt Emilia Doyaga, een wetenschapper die gespecialiseerd is in de geschiedenis van Basken in Amerika, dat het goed kan zijn dat de Basken al eerder kennis hadden genomen van een zuidelijke vaarroute langs de Amerikaanse oostkust. Dan zou het logisch zijn dat zij Columbus hebben geadviseerd over de navigatie van het schip, zodat hij veilig aan kon komen in de Cariben. Hoe dan ook, het staat vast dat - zelfs als Columbus Amerika wel als eerste ontdekt zou hebben - de Basken zeer belangrijke pionnen waren in het ‘spel’ van de ontdekking van Amerika. Bovendien zijn er na die eerste reis van Columbus nog tientallen expedities geweest, waarbij Basken vrijwel altijd een niet te onderschatten rol hebben gespeeld. En dus verdienen ze het ook om - op zijn minst - genoemd te worden in de schoolboeken.