leidenislamblog

Al-Nadims beschrijving van het schrift van de oudste korans

Al-Nadims beschrijving van het schrift van de oudste korans

Wat kenmerkt het schrift van de oudste koranmanuscripten? In de 10de eeuw formuleerde een boekverkoper uit Bagdad voor het eerst een antwoord op deze vraag, maar de interpretatie van zijn werk wordt betwist. Een nieuwe uitgave biedt verheldering.

Rond het jaar 987 van onze jaartelling beschreef Muhammad ibn Ishaq al-Nadim, een zoon van een sjiitische boekverkoper en kopiist uit Bagdad, voor het eerst het schrift waarin de oudste korans geschreven zijn. Sinds de ontdekking van zevende-eeuwse koranmanuscripten, ongeveer vijftig jaar geleden, is de belangstelling voor al-Nadims beschrijving toegenomen.

Omdat deze koranmanuscripten niet gedateerd zijn, zijn wetenschappers genoodzaakt ze indirect te dateren. Een van de manieren om dit te doen, is via een gedetailleerde bestudering van het Arabische schrift dat in die manuscripten gebruikt werd, zoals al-Nadim dat deed in zijn tiende-eeuwse beschrijving. Experts zijn het echter lang niet altijd eens over de betekenis van al-Nadims werk voor onze kennis van de ontwikkeling van het Arabisch schrift. Zou al-Nadim hebben kunnen voorvoelen dat zijn beschrijving van het vroege Arabische schrift meer dan duizend jaar na zijn dood in 990 onder wetenschappers veel stof zou doen opwaaien?

In zijn boek Fihrist schrijft al-Nadim dat het Arabisch schrift ontstond in Mekka en Medina op het Arabisch schiereiland voordat het verder werd ontwikkeld in de Irakese steden Basra en Koefa. Hij beschrijft één letter van het Arabisch schrift in detail: de alif, de eerste letter van het Arabische alfabet.

Sommige moderne wetenschappers vinden zijn beschrijving van het vroege Arabische schrift te beperkt; hij beschrijft immers slechts één enkele letter in detail. Daarnaast betwijfelen zij of de vroegste ontwikkeling van het Arabisch schrift wel in Mekka en Medina plaatsvond. Anderen menen dat al-Nadims werk niet beschouwd moet worden als de beschrijving van een bepaald schrift maar als de weergave van een schriftstijl. Die beschrijving van de schriftstijl kan relevant zijn voor meer algemene analyses van het vroegst bekende Arabische schrift.

Al-Nadims beschrijving verdient nadere bestudering. De tekst bevat een aantal taalkundige eigenaardigheden die tot nu toe onvoldoende zijn verklaard. Dit is een gangbare, zij het rommelige, vertaling en interpretatie van de beschrijving:

“De eerste Arabische schriften waren het Mekkaanse schrift, daarna dat van Medina, dan dat van Basra en dan dat van Koefa. Wat betreft het Mekkaanse en Medinensische, de alifs van dat (schrift) [!] bevatten een buiging naar rechts (yamnat al-yad) en vertonen een verhoging (iʿlā) van de verticale strepen (aṣābiʿ); en diens [!] vorm bevat een lichte helling.”

De eerste eigenaardigheid (het eerste uitroepteken in het citaat) staat een goed begrip van de tekst niet in de weg. Hoewel al-Nadim een onderscheid maakt tussen de schriften waarvan hij de oorsprong in Mekka en Medina zoekt, beschouwt hij de stijl van deze twee schriften als aan elkaar gelijk. Dit verklaart ook de tweede eigenaardigheid: “diens vorm” verwijst naar een enkelvoudig zelfstandig naamwoord, hoogstwaarschijnlijk naar de schriftstijl van Mekka en Medina.

Verder valt op dat al-Nadim het woord aṣābiʿ, letterlijk “vingers”, gebruikt in de betekenis van “verticale strepen”. Dit woord kan geen betrekking hebben op de alif, die zelf uit één streep bestaat (zie afbeelding). Daarom wordt aangenomen dat hier verticale strepen in het algemeen bedoeld worden. Ook is het nauwkeuriger om yamnat al-yad te vertalen als “rechterkant van de hand” en niet als “rechts”. Laatstgenoemde is een wat vrije vertaling.

Ayman Fu’ad Sayyids editie uit 2009 van de Fihrist toont een nieuwe, heldere interpretatie van al-Nadims tiende-eeuwse beschrijving van het zevende-eeuwse Arabische schrift. In de elfde-eeuwse kopie van al-Nadims Fihrist die als basis voor Sayyids editie dient, vertoont de tekst geen verschillen met eerdere edities van Fihrist, zoals de uitgaven van Gustav Flügel uit 1871-1872 en die van Rida Tajaddud uit 1965.

Toch is in Sayyids editie één woord anders. In plaats van iʿlā (إعلا), “verhoging”, staat daar aʿlā (أعلى), “top”. In het Arabisch schrift verschilt alleen de laatste letter van deze woorden. Beide letters vertegenwoordigen wel dezelfde klank en worden daarom vaak verwisseld – tegen spellingsregels in.

Hoewel deze verwisseling een bekend fenomeen is, lijken de spellingsregels moderne interpretaties van al-Nadims tekst te hebben beïnvloed; er wordt steevast gekozen voor “verhoging”. Sayyid daarentegen heeft het woord geïnterpreteerd als “top” en diens spelling genormaliseerd. In Sayyids lezing van dit ene woord verdwijnen de taalkundige eigenaardigheden:

“De eerste Arabische schriften waren het Mekkaanse schrift, daarna dat van Medina, dan dat van Basra en dan dat van Koefa. Wat betreft het Mekkaanse en Medinensische, de alifs van dat (schrift) buigen naar de rechterkant van de hand en de top van de vingers; en diens vorm bevat een lichte helling.”

Zo geïnterpreteerd geeft al-Nadim een nauwkeurige beschrijving van de alif. De letter buigt op twee punten naar rechts. Om dit uit te leggen beeldt al-Nadim zich een schrijvende rechterhand in. De bovenkant van de alif buigt naar “de top van de vingers”.

Inderdaad, sommige zevende-eeuwse korankopiisten schreven de alif duidelijk schuiner dan de rest van de tekst. Zie bijvoorbeeld folio's 29r en 62r van de zevende-eeuwse manuscripten Arabe 328.a-b die in de Bibliothèque Nationale in Parijs bewaard worden. Daarnaast is de onderkant van de alif gebogen, en wel naar “de rechterkant van de hand”. Ook deze observatie komt overeen met de praktijk. Dit is bijvoorbeeld te zien in manuscripten uit die tijd die in de Leidse Universiteitsbibliotheek te vinden zijn (zie de afbeelding), waar de onderkant van alifs vaak uit een

naar rechts staand haakje bestaat.

Al-Nadim sluit af met de opmerking dat een lichte helling karakteristiek is voor het schrift dat hij zag. Hedendaags onderzoek bevestigt dit: het schrift in sommige oude koranmanuscripten en contemporaine documenten helt vaak. Deze nieuwe interpretatie van al-Nadims beschrijving van oud Arabisch schrift geeft een goede eerste indruk van de schriftstijl van sommige van de oudste korans en andere documenten uit dezelfde tijd.

Sommige? Ja. Zijn beschrijving is niet van toepassing op het schrift van alle zevende-eeuwse koranmanuscripten. Hij lijkt één bepaald schrift te hebben gezien en te hebben willen beschrijven. Juist hierin zit mogelijk een grote historische waarde. Zijn beschrijving kan unieke informatie bevatten over een niet-bewaard (of niet-bekend) koranmanuscript of ander oud document dat hij, in het tiende-eeuwse Bagdad, kon inzien.

De afbeeldingen boven en in de tekst tonen MS Leiden University Library, inv. Or. 14545.b.

0 Comments