leidenislamblog

Moslims in Griekenland: Shariarechtbanken (II)

Moslims in Griekenland: Shariarechtbanken (II)

De situatie van moslims in Griekenland is uniek in Europa, zag Maurits Berger tijdens zijn bezoek aan West-Thracië. Hij doet verslag in drie delen. Vandaag deel II: shariarechtbanken.

Op 6 december 2017 werd voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de zaak gehoord van de Griekse Molla Sali tegen de staat Griekenland. Het betrof een rechtszaak over de geldigheid van het testament van een moslim uit de provincie West-Thracië, waar het islamitisch recht van toepassing is. Dat is het gevolg van het Turks-Griekse vredesverdrag van Lausanne uit 1923 waarin de status van moslims in West-Thracië is vastgelegd (zie deel 1 van deze blogserie). De man had zijn testament echter laten vastleggen bij de burgerlijke notaris, en daarin zijn gehele vermogen nagelaten aan zijn vrouw, Molla Sali.

De zussen van de overleden man bestrijden de geldigheid van dit testament, met als argument dat hun overleden broer en zijn vrouw tot de moslimminderheid van Griekenland in West-Thracië behoren, en dat daarom islamitisch recht van toepassing is op alle zaken van familie- en erfrecht.

Volgens dat recht zouden zij, als zussen, ook erfgenamen zijn, en zijn testamenten slechts voor een beperkt gedeelte van het vermogen opgesteld. De weduwe bracht daartegen in dat haar man als Grieks staatsburger de vrijheid had om te mogen kiezen voor het Grieks burgerlijk recht.

De juridische vraag die voor het Europees Hof speelt, is: zijn moslims in West-Thracië voor familie- en erfrechtelijke zaken gebonden aan het islamitisch recht, of mogen zij ook kiezen voor het Grieks burgerlijk recht?

Shariarechtbanken in Griekenland

Griekenland is het enige land in Europa waar shariarechtbanken – ofwel, rechtbanken die islamitisch (familie)recht toepassen – bestaan. Met ‘rechtbank’ wordt hier bedoeld de rechtbanken die namens de staat rechtspreken, en waarvan de uitspraken rechtsgeldig zijn voor het nationale recht.

Dat is iets anders dan de ‘sharia councils’ en ‘sharia tribunals’ die we in Engeland zien en die niet door de staat, maar door moslims zelf, zijn ingesteld. Deze sharia ‘councils’ en ‘tribunals’ kunnen dan ook geen uitspraken doen die rechtsgeldig zijn volgens het Engelse recht, maar fungeren eerder als geschillencommissies voor moslims in Engeland.

De shariarechtbanken van Griekenland zijn een erfenis uit het verleden: in het Verdrag van Lausanne werden de rechten van de moslimminderheid van West-Thracië vastgelegd, en daartoe behoorde ook dat zij hun familiezaken mochten regelen volgens islamitisch recht. Hiervoor werden aparte rechtbanken werden ingericht in drie steden: Xhanti, Komotini en Didhimotichon.


De islamitische rechtbank in Komotini, Griekenland (opname: Maurits Berger)

In elk van deze steden zetelt een moefti, de hoogste religieuze autoriteit van de moslimgemeenschap, die tevens optreedt als rechter. De schriftelijke beschikkingen van de rechtbanken bevatten geen toelichtende overwegingen.


Uitspraken van de rechtbank in Komotini, 1948 (foto: Maurits Berger)

Uitspraak van de rechtbank in Komotini, 1988 (foto: Maurits Berger)

We kunnen dus niet nagaan hoe zij tot hun oordeel komen. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de moefti’s in hun overwegingen gebruik maken van de handboeken die de verschillende islamitische rechtsscholen hanteren (het antwoord op mijn vragen daarover bleef vaag).

De moefti’s lijken dus vooral naar eigen inzicht te beslissen. Op basis van de gesprekken die ik voerde met de moefti’s van Komotini en Didhimotichon, maak ik op dat zij in hun afwegingen een balans zoeken tussen de algemene beginselen van het islamitisch recht, het gezond verstand, en lokale tradities en verhoudingen.


De moefti van Komotini (r) en de auteur (l)

In de praktijk zijn zij eerder geneigd om als mediator op te treden die tot een vergelijk wil komen dan als rechter die een oordeel moet vellen.

Mensenrechten

Deze moefti’s zijn zich ervan bewust dat er ook moslims zijn die hun familiekwesties via de burgerlijke rechtbank regelen. Zij halen hun schouders erover op: “Het gebeurt, en de burgerlijke rechter accepteert het, wat kunnen we eraan doen?”

In de zaak Molla Sali stellen de schoonzussen van de weduwe dat deze keuze niet bestaat: volgens het Verdrag van Lausanne zouden moslims verplicht zijn om hun familiezaken volgens islamitisch recht te regelen. Zij hebben daarin de steun van het Griekse Constitutionele Hof dat stelt dat de staat zich heeft gecommitteerd aan het Verdrag van Lausanne en de bepalingen daarvan niet achteraf eenzijdig kan veranderen.

De weduwe heeft de steun van Griekse mensenrechtenorganisaties: die spreken er schande van dat er in Griekenland überhaupt nog rechtspraak plaatsvindt die regels bevat die strijdig zijn met de beginselen van de Griekse grondwet en het Europees Handvest voor de Rechten van de Mens.

Voor het eerst wordt hier nu een rechtszaak over gevoerd. Vanwege de publieke aandacht wilde de Griekse regering de uitspraak van het Europese Hof niet afwachten. Zij nam op 9 januari 2018 een wet aan die moslims in West-Thracië de mogelijkheid geeft om te kiezen tussen de burgerlijke en de religieuze rechtbank.

‘Shoppen’ tussen islamitisch recht en burgerlijk recht

De onuitgesproken hoop van de Griekse overheid en vele mensenrechtenactivisten is dat daarmee het probleem vanzelf zal verdwijnen. Want waarom zouden moslims wèl kiezen voor de islamitische rechtbank als zij ook en beroep mogen doen op de burgerlijke rechtbank?

Ik meen echter dat het niet zo vanzelfsprekend is dat mensen het beginsel van gelijke behandeling altijd centraal zullen stellen. Zolang moslims in West-Thracië zich sterk verbonden voelen met hun islamitische identiteit zullen zij hun huwelijkse kwesties het liefst volgens de voorschriften van de islam willen regelen.

En als dat niet het geval is, zal het menselijk pragmatisme vaak de overhand hebben: want als je in familiekwesties de keuze hebt tussen islamitisch en burgerlijk recht, dan komt soms het ene recht beter uit, en soms het andere. De rechtszoekende zal gaan ‘shoppen’ tussen de verschillende rechtssystemen om te bezien waar het meeste voordeel te behalen valt.

Dat is ook het geval in de zaak Molla Sali: voor de weduwe komt het burgerlijk recht beter uit, voor haar schoonzussen het islamitisch recht. Als beide systemen naast elkaar blijven bestaan in West-Thracië zal het islamitisch recht dus niet vanzelf verdwijnen.

0 Comments