leidenislamblog

Moslims in Griekenland: De politieke situatie (I) Komotini, West-Thracië © WikiCommons

Moslims in Griekenland: De politieke situatie (I)

De situatie van moslims in Griekenland is uniek in Europa, zag Maurits Berger tijdens zijn bezoek aan West-Thracië. Hij doet verslag in drie delen. Vandaag deel I: de politieke situatie.

In december 2017 bracht de Turkse president Erdogan een staatsbezoek aan Griekenland. Dat was een historisch moment, omdat de verhoudingen tussen Turkije en Griekenland van oudsher gevoelig liggen. Reden voor het staatsbezoek was de turbulente situatie rondom vluchtelingen die via Turkije naar Griekenland komen.

Het bezoek was echter geen groot succes, want Erdogan sprak niet over samenwerking maar schoffeerde zijn gastheren door te suggereren dat zij te weinig doen voor de kleine moslimminderheid in de Griekse provincie West-Thracië, niet ver van Turkije.


Bron: Wikimedia

“Brug tussen oost en west”

Deze minderheid, aldus Erdogan, zou in een economische achterstand leven vergeleken met andere Grieken. De Grieken waren geschokt door Erdogans voorstel om het Turks-Griekse vredesverdrag van Lausanne (1923), waarin onder meer de status van moslims in West-Thracië is vastgelegd, aan te passen (zie o.a. berichten in The Guardian en The New York Times).

Erdogan liet duidelijk merken dat Turkije zich als beschermer van deze minderheid opstelt. Tijdens zijn bezoek aan Komotini, de hoofdstad van West-Thracië, zei hij in een toespraak: “Jullie en wij vormen samen een natie. Jullie vormen een brug tussen oost en west” (aldus een Griekse journalist die de toespraak had bijgewoond). De Turkse nationale televisiezender noemde het beestje bij de naam door in een uitzending over het bezoek te spreken over de ‘Turkse minderheid’.

Vanwaar deze spanningen tussen twee landen over een gemeenschap van moslims in West-Thracië die niet groter is dan 130.000 personen? Er lijkt sprake te zijn van dezelfde retoriek die Erdogan bezigt in andere Europese landen met Turkse minderheden. In het Griekse geval ligt het echter nog iets ingewikkelder.

Moeizame verhoudingen

Griekenland is bijna vijf eeuwen onderdeel is geweest van het Ottomaanse Rijk. In die tijd was er overigens geen sprake van een entiteit zoals het huidige Griekenland: al eeuwenlang waren de Grieken verspreid woonachtig in de kustgebieden van de Zwarte en de Middellandse Zee, met name die van het huidige westelijk Turkije en oostelijk Griekenland.

Pas aan het begin van de negentiende eeuw ontstond het idee van Griekse nationalisme, wat leidde tot een onafhankelijkheidsoorlog en de stichting van het moderne Griekenland in 1830. Sommige Grieken uit de regio migreerden naar dit nieuwe land, maar de meesten bleven waar ze waren.

De pijn aan Turkse kant dateert van een kleine eeuw later. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, toen Turkije – dat de kant had gekozen van Duitsland – op haar knieën lag, besloot Griekenland haar ideologie van een ‘Groot-Griekenland’ uit te voeren. Tussen 1919 en 1922 veroverde het grote delen van westelijk Turkije. Het was Atatürk die de Grieken uiteindelijk wist terug te drijven.

Vredesverdrag en volkerenruil

Het Turks-Griekse Verdrag van Lausanne (1923) resulteerde niet alleen in vrede tussen beide landen, maar wilde ook een oplossing bieden voor het probleem dat twee volkeren al eeuwen door elkaar woonden in elkaars land: alle Grieken woonachtig in Turkije moesten verhuizen naar Griekenland, en alle Turken die in Griekenland woonden moesten verhuizen naar Turkije. Deze volkerenruil betekende destijds een volksverhuizing voor ongeveer 1,5 miljoen Grieken en een half miljoen Turken.

Voor twee groepen werd een uitzondering gemaakt: de orthodoxen in Istanbul, en de moslims in West-Thracië. Zij mochten blijven en kregen een beschermde status. Voor de moslims in West-Thracië betekende dat dat zij Griekse staatsburgers zijn, maar ook een erkende religieuze minderheid met een zekere autonomie op religieus en familierechtelijk terrein.

Griekenland houdt nadrukkelijk vast aan de letter van het verdrag, dat spreekt van ‘moslimminderheid’. Om die reden worden de Griekse moslims die bijvoorbeeld op de eilanden Kos en Rhodos wonen, en buiten het verdrag van Lausanne vallen, niet aangeduid als ‘moslimminderheid’ maar als ‘moslimgemeenschap.’ Deze ‘gemeenschap’ heeft wel imams, maar geen islamitische rechters, of islamitische scholen, zoals de erkende moslimse ‘minderheid’ in West-Thracië dat wel heeft.

‘Oude’ en ‘nieuwe’ moslims

Maar het is nog ingewikkelder. De moslimminderheid in West-Thracië en de moslimgemeenschap op Rhodos en Kos worden ‘oude moslims’ genoemd – ter onderscheid van de ‘nieuwe moslims’, ofwel de migranten en hun nakomelingen die zich met name in de afgelopen dertig jaar in Griekenland hebben gevestigd.

Met een geschat aantal van 200.000 zijn er meer nieuwe dan oude moslims. En bij deze nieuwe moslims zijn niet eens meegerekend de ongeveer 500.000 Albanezen die in Griekenland wonen en die weliswaar weinig affiniteit tonen met de islam maar niettemin wel als moslim aangemerkt kunnen worden.

De nieuwe moslims kunnen zich niet beroepen op de aparte status van de oude moslims die als erkende religieuze minderheid met bijbehorende rechten worden beschouwd. De Griekse staat verleent de nieuwe moslims evenmin de gewone rechten die vallen onder de vrijheid van religie, met als gevolg dat zij geen moskeeën mogen bouwen, islamitische begraafplaatsen hebben, of enige vorm van islamitisch onderwijs kunnen krijgen op Griekse scholen.

Turkije – of in ieder geval Erdogan – is echter vooral gericht op de moslimse minderheid in West-Thracië. Hoewel Erdogan in diplomatieke termen regelrecht onbeschoft was, was zijn suggestie om de inmiddels achterhaalde situatie zoals vastgelegd in het Verdrag van Lausanne te herzien, op zichzelf geen onzinnige opmerking. In dat verdrag zijn minderheidsrechten vastgelegd zoals die geldig waren onder het Ottomaanse millet-systeem, dat uitgaat van segregatie tussen bevolkingsgroepen.

De Turkse arm in Griekenland

Overigens is dat niet wat Erdogan zo stoort aan het verdrag. Hij lijkt met het opbreken van het verdrag juist te azen op grotere zeggenschap over de Turks-sprekenden onder deze minderheid. Erdogan gebruikte daarom ook niet de politiek correcte term ‘moslimminderheid’, maar sprak over de moslims in West-Thracië als ‘Turkse minderheid’.

Feitelijk is dat onjuist: tot deze moslimminderheid behoren immers ook Pomakken en Roma. Deze gemeenschappen spreken weliswaar Turks – vaak noodgedwongen, omdat dat de enige taal op school is – maar zijn qua taal en cultuur echt anders. De Grieken gruwden vooral van Erdogans opmerkingen omdat die herinneringen aan de etnisch-religieuze Balkanoorlogen van de vorige twee eeuwen opriepen.

De recente uitspraken van Erdogan staan niet op zichzelf. Turkije speelt al langer een indringende rol in West-Thracië. Zo stelt Griekenland, conform het verdrag van 1923, de hoogste religieuze autoriteiten (moefti's) van de moslimminderheid in West-Thracië aan, maar betaalt het Turkse consulaat de salarissen van drie Turks-sprekende moefti’s die als tegenwicht moeten fungeren tegen de door Griekenland aangestelde staatsmoefti’s.

Onduidelijk is hoe populair Turkije is bij de moslims in West-Thracië. Hun geringe opkomst bij het bezoek van Erdogan is wellicht een aanwijzing. Lokale kranten wisten te berichten dat de toehoorders vooral bestonden uit personen die met bussen uit Turkije waren aangevoerd.

Erdogan heeft de Grieken de schrik van hun leven bezorgd. Hij speelt al enkele jaren een gevaarlijk religieus-nationalistisch spel. En bij dat spel heeft hij nu ook Griekenland betrokken.

0 Comments